Multimedia Art Productions

Gevangengezet

Ondertussen spelen er ook andere zaken. Op 23 november 1771 neemt Abraham Amthuijzen advocaat R. Sandberg in de arm en deze vraagt beslaglegging (panding) op een aantal klavecimbels uit de werkplaats van Dulcken. Het blijkt dat Dulcken nog niets heeft terugbetaald van zijn schuld uit 1767. Hij staat nog steeds 250 gulden in het rood. Op 27 november komt de roedendager bij Dulcken om te zeggen dat hij op 2 december op het raadhuis moet verschijnen om zich te verantwoorden.
Dulcken komt direct in akte. Hij vraagt Grevensteijn en Van Dingstee om pandkering aan te vragen om inbeslagname van zijn klavecimbels te voorkomen. Zij sturen een brief aan de magistraat met de vraag om welke instrumenten het gaat; de instrumenten die klaar staan om afgeleverd te worden bij de koper, de klavecimbels die in aanbouw zijn of de klavecimbels die in reparatie zijn gegeven. Ze kunnen niet zomaar verkocht worden, omdat er eigenaars zijn die op de instrumenten wachten. Op 2 december wordt Tede de Vries als borg voorgedragen. De pandkering wordt voorlopig aanvaard en op 20 december laat Tede de Vries weten dat hij officieel borg voor Dulcken is.
Helaas voor Dulcken, maar Amthuijzen neemt daarmee geen genoegen. Op 3 januari 1772 komt de roededrager opnieuw bij Dulcken aan de deur en verzoekt hem om 7 januari op het raadhuis te verschijnen. Hij krijgt de boodschap mee dat er binnen veertien dagen betaald moet worden met geld, of anders zal na zes weken inbeslagname plaatsvinden.

Ook de advocaten van De Wilde nemen geen genoegen met Dulckens houding en eisen alsnog panding van enkele klavecimbels.

De sfeer tussen Dulcken / Grevensteijn en de magistraat/ Exalto D’Almaras is ondertussen uiterst gespannen. Dulcken uit zijn boosheid bij een van de burgemeesters. Daarvan is de burgemeester niet van gediend. De magistraat laat daarop Dulcken oppakken en in de gevangenis zetten. Dit gebeurt waarschijnlijk direct na 7 januari. Grevensteijn schrijft later aan de Staten: ’want hij wierde sodanig van tijd tot tijd door de Magistraten van Hasselt behandeld, dat hij niet in staat was zijn brood voor zijn vrouw en kinderen te winnen, dewijl men zonder wettige redenen hem maar bij de kop vatte, in een criminele gevangenis liet zetten, en daar verscheidene weken agter een, even als of hij aan een groote misdaad schuldig was, laten verblijven’. Grevensteijn ziet geen enkele juridische reden voor deze maatregel; integendeel het is pure rancune van de magistraat of een van de leden. Waarschijnlijk doelt Grevensteijn op Exalto D’Almaras, de secretaris die steeds in de documenten opduikt en ook het overleg met Sandberg verzorgt. Waarschijnlijk heeft Dulcken in het
raadhuis, op de bovenste verdieping in een kleine cel op zolder, gevangen gezeten. Het raam in die cel kijkt uit op de Nieuwstraat, waar vijftig meter verderop zijn huis staat.
Op
11 januari reist Exalto D’Almaras naar Zwolle om met Sandberg over de detentie van Dulcken. Waarschijnlijk adviseert Sandberg hem om Dulcken vrij te laten omdat de magistraat juridisch niet sterk staat. Hoelang hij gevangen gezeten heeft is niet precies vast te stellen. Grevensteijn spreekt over enkele weken detentie.
Wanneer de burgemeester hem midden januari 1772 vrijlaat, krijgt hij een rekening mee met ‘de kosten van detentie waarvan hij niet eens een specificatie mag genieten’, aldus Grevensteijn die daarover zijn gal spuugt bij de gedeputeerden in Zwolle.
Waarschijnlijk heeft Dulcken in maart 1772 zijn schuld van 250 gulden afgelost, hetzij door geld te geven, hetzij dat een van zijn klavecimbels door de magistraat wordt verkocht. Maar het proces loopt door want vervolgens komt Amthuijzen met de eis dat ook de lening voor de turf, het slagtbeest en de werkzaamheden van het ruitenzetten betaald wordt. Op 7 juli schrijft Grevensteijn een verweerschrift waarin hij aangeeft dat de rekening voor de ruiten nieuw is. Er is nooit eerder een rekening aan Dulcken gegeven en ook nooit een aanmaning. En van de betalingen voor turf en het koebeest bestaat geen schriftelijk bewijs. Dus panding is onrechtvaardig. En zo sleept de zaak verder. Ook de zaak over de twee horloges van De Wilde loopt door.

In de loop van 1772 en 1773 ontmoeten de advocaten in beide zaken elkaar haast wekelijks op het raadhuis. Het gaat om het ontbreken van schriftelijke bewijzen waar een handtekening van Dulcken op staat. Wanneer er wel een handtekening staat, moet Dulcken komen om te bevestigen dat het inderdaad zijn handtekening is. Het gaat om kopieën en het ontbreken van kopieën van uitspraken van de rechtbank. Het gaat om het eisen van panding en het geven van pandwering. Een juridisch gevecht dat totaal vastloopt. Daarbij komt nog dat Dulcken vaak afwezig is en zijn advocaten niet willen aangeven waar hij zich ophoudt. In juli 1773 zit De Wilde in geldproblemen en wordt onder curatele gesteld. Zijn broer Frans de Wilde uit Amsterdam (VOC-secretaris) treedt als curator op.

Scherm­afbeelding 2024-01-25 om 15.13.57
De gevangenis op de zolder van het raadhuis.